Is een minister voor Digitale Zaken de oplossing? Ik denk van niet!

In het NRC stond afgelopen weken het pleidooi van Alexander Klopping & Onno Eric Blom voor de aanstelling van een minister van Digitale Zaken. Bij deze oproep schaarden ook de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) met hun inbreng bij het notaoverleg Digitalisering van 22 april. Ook andere organisaties en IT-experts hebben de afgelopen weken een duit in het zakje gedaan. Maar is een minister van Digitale Zaken de oplossing? Gaat ICT en waardecreatie niet veel beter in samenhang met de ontwikkelingen en nieuwe wensen die er zijn vanuit de Tweede Kamer? Is het beleggen van alleen een minister van ICT wel de goede oplossing voor een groeiend data en AI-probleem? Nu de formatiefase voor een nieuw kabinet is aangebroken wordt het tijd om duidelijkheid te scheppen.

placeholder

In hun betoog halen Klopping en Blom veel relevante voorbeelden aan zoals de gang van zaken rondom de toeslagenaffaire, en meer in het algemeen de staat en importantie van ICT van uitvoeringsorganisaties. Dit zijn tegelijkertijd voorbeelden die we ondertussen maar al te goed kennen. Waarbij het te makkelijk is om alle problemen op het gebied van toeslagen, handhaving, fraudebestrijding aan digitalisering te koppelen. Immers op deze gebieden zijn het mensen (waarbij de politiek een afvaardiging van de kiezers is) die verantwoordelijk zijn voor het bedenken en realiseren van wet- en regelgeving, stelsels, processen en daarbij behorende IT-landschappen. Het is daarmee niet de schuld van de digitalisering, maar van de gecreëerde (ingewikkeldheid) van stelsels, waarbij de digitalisering volgend was. En ja, ook op het gebied van digitalisering zijn er zaken zeker misgegaan.

Klopping en Blom positioneren de minister voor Digitale Zaken als verantwoordelijke voor alle grootschalige ICT-projecten. Andere ministeries moeten de plannen bij deze minister voorleggen voordat de ministeries en uitvoeringsorganisaties de plannen kunnen uitvoeren. Ook schrijven ze dat de Minister voor Digitale Zaken moet kunnen afdwingen dat verouderde infrastructuur gemoderniseerd wordt. Ze stellen voor dat de minister, samen met een expertteam, nieuwe projecten zal beoordelen en goedkeuren, nog voordat ze van start zijn gegaan. Kortom allemaal redenen waarom een minister voor Digitale Zaken een goed idee zou zijn. Maar is dit wel zo?

Veranderen doen we, maar niet zo snel als sommigen verwachten!

Het is goed om in deze context ook terug te kijken op de afgelopen vier jaar. De afgelopen vier jaar was er voor het eerst in Nederland een staatssecretaris verantwoordelijk voor digitalisering. In die vier jaar is er veel bereikt en heeft de governance van de Nederlandse overheidsdigitalisering een belangrijke impuls gekregen. Met het verder vormgeven van het CIO-rijk stelsel en het daaraan gekoppelde CDO-stelsel, de inrichting van programma’s zoals IBDS, Data bij de Bron en Regie op Gegevens. Maar ook het vormgeven van de werkagenda Waardengedreven digitaliseren. Dat zijn successen die we aan de huidige staatsecretaris mogen toeschrijven en we hebben daarmee de afgelopen vier jaar enorme stappen gezet.

De minister voor Digitale zaken heeft een betere uitgangspositie

In mijn ogen is een Minister voor Digitale Zaken een stap omhoog ten opzichte van de rol die nu bij een staatssecretaris is belegd. Immers in tegenstelling tot een staatssecretaris heeft een minister zitting in de ministerraad en kan dus meestemmen met belangrijke wetsvoorstellen, en zeker wanneer dit wetsvoorstel een belangrijk ICT-component met zich meedraagt brengt dit voordelen met zich mee. Maar er zijn ook haken en ogen waar naar mijn mening onvoldoende aandacht voor is:

  1. Verschil minister van en minister voor. Een Minister van … heeft de politieke leiding van een ministerie en is daarmee eindverantwoordelijke voor datgene wat er allemaal gebeurt. Als we kiezen voor een minister voor Digitale Zaken dan is dit een stap omhoog ten opzichte van een staatssecretaris, maar daarmee zijn digitale zaken nog steeds geen chef sache en heeft de minister ‘voor’ nog niet de staatsrechtelijke mogelijkheden die een minister ‘van’ wel heeft.
  2. Verantwoordelijkheid ICT-projecten. We voeren een ICT-project niet uit omdat het kan, maar omdat er een verandering aan ten grondslag ligt. Dit kan zijn veranderende wet- en regelgeving, verouderde ICT of nieuwe inzichten. Zeker wanneer dit eerste het geval is, is het belangrijk dat de desbetreffende vakminister ook de verantwoordelijkheid voor ICT neemt. Immers is de invoering van de wet- en regelgeving afhankelijk van de ICT, maar is de ICT ook afhankelijk van wat er in de wet- en regelgeving is beschreven. Ze zijn met elkaar verbonden en dat zou je niet uit elkaar moet willen trekken. 
  3. De realisatiekracht neemt niet toe. Als de minister voor Digitale Zaken verantwoordelijk is voor alle digitalisering zal er een spelletje ontstaan wie waarvoor verantwoordelijk is. Het gevolg is dat de realisatiekracht verder afneemt. In zekere zin brengt dit verbijzonderen en onderbrengen bij een minister voor Digitale Zaken een mate van bestuurlijke luiheid met zich mee. Een bewindspersoon is verantwoordelijk voor: i) wetgeving zodanig te maken dat het uitvoerbaar is, ii) aan de voorkant er voor zorgen dat alle randvoorwaarden voor uitvoering geregeld is (bijv. grondslagen voor datadeling middels een dataparagraaf) en iii) voor voldoende financiële middelen voor de invoering te zorgen. Het positioneren van een minister van digitale zaken is het onteigenen van de verantwoordelijkheid van andere vakministers. 

Voorgaande beargumenteer ik nu voor de minister voor Digitale Zaken. Maar deze lijn kunnen we ook doortrekken naar de commissie Digitale Zaken van de Tweede Kamer. Deze commissie wordt gevraagd (en dat is een goed teken) door andere commissies om op digitaliseringsaspecten mee te kijken. Daarmee is het tegelijkertijd ook een excuus om zelf niet meer kennis en ervaring met digitalisering op te doen. Waar ik eigenlijk van mening ben dat de kennis en ervaring breder beschikbaar zou moeten zijn, dus ook bij de leden van de andere commissies.

Wat is dan wel de oplossing?

Op basis van bovenstaande punten ben ik van mening dat het aanstellen van een Minister voor Digitale Zaken de meest urgente problemen gaat oplossen. Ja, het is een stap in de goede richting en ja, met de minister in de ministerraad betekent het wel dat één van de belangrijke pijlers onder het beleid een stoel aan tafel heeft, maar dit alleen gaat ons probleem niet oplossen. Daarom denk ik dat, naast de aanstelling van een minister, liefst ‘van’ Digitale Zaken, de volgende aspecten belangrijk zijn om te organiseren:

1. Werken aan kennis van ICT. Bestuurders: van ministers, tot Directeuren Generaal, van burgemeesters tot wethouders en van bestuursleden tot aan directeuren hebben vaak te weinig kennis en inzicht hebben in ICT. En dat is niet gek als we de snelheid in ogenschouw nemen waarbij ontwikkelingen op het gebied van digitalisering, en zeker op het gebied van Artificial Intelligence (AI) en haar verschijningsvormen, bijvoorbeeld in de vorm van ChatGPT. Deze ontwikkelingen hebben gevolgen voor mensen, medewerkers, afnemers van de diensten en de organisaties zelf. Daarbij is de handicap voor bestuurders dat zij besluiten moeten nemen zonder onderliggende kennis van de gevolgen. Het betrekken van praktische ICT-kennis is een vereiste.

Ook jezelf, als bestuurder, laten bijscholen is een vereiste, sterker nog: dit dient de publieke zaak! Kortom neem kennis van gratis seminars van ICT-dienstverleners, laat je adviseren of volg een opleiding om je ICT kennis bij te schaven. Een leven lang leren is ons advies! Een voordeel hiervan is dat je met deze kennis een volwaardig gesprekspartner bent van de ICT-adviseurs en kritische vragen kan stellen om meer inzicht en grip op de ontwikkelingen te krijgen, maar ook om de ICT-adviseurs scherp te houden en uit te kunnen dagen.

2. Serieus nemen van de ICT-experts. ICT-experts zijn niet de meest makkelijke mensen. Ze praten veel in jargon en in Engelse termen. Maar vaak weten ze waar ze het over hebben en kunnen ze goed een roadmap opstellen. Kortom: neem ze serieus! Bestuurders en de Tweede Kamer hebben hier op tal van onderwerpen, waarbij niet alleen IT is betrokken, een handje van. Als IT-experts aangeven dat iets niet mogelijk of complex is, dan hebben ze in hun enthousiasme al een oplossing bedacht, die bij de uitvoering nog iets gecompliceerder blijkt te zijn. Kortom neem de ICT-experts serieus en bevraag ze kritisch.

3. Ministeriele verantwoordelijkheid voor waardestromen. De ministeriele verantwoordelijkheid is belegd per thema, denk aan kinderopvang, sociale zaken of het beheer van wegen (bij het ministerie van IenW). De vraagstukken waar onze maatschappij nu mee te maken heeft zijn thema gebonden, maar raken meerdere ministeries. Neem de kinderopvang bijvoorbeeld: dit raakt niet alleen het ministerie van Sociale Zaken, maar ook het ministerie van Financiën (financiering en toeslagen) en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Dit maakt het creëren van een oplossing ingewikkelder.

Ik pleit ervoor de ministeries' structuur fundamenteel anders in te richten en daarmee naar waardestromen te kijken. Door bijvoorbeeld de kinderopvang als waardestroom te zien kunnen we experts bij elkaar brengen, zonder dat zij een verantwoordelijkheid hebben naar een specifiek departement en zodoende beste oplossing creëren. Binnen de waardestroom kunnen ook de ondersteunende zaken zoals HR, financiën en IT gerealiseerd worden. De oplossingen op deze vlakken sluiten dan aan bij het vraagstuk wat in de waardestroom onderwerp is. Dan blijft de vraag, hoe ga je met de ministeriele verantwoordelijkheid om? Een minister kan als eindverantwoordelijke dienen voor één of meerdere waardestromen, waarbij het zeker aanbevelenswaardig is om waarde stromen die met elkaar te maken hebben onder één minister onder te brengen. Daarnaast creëren we dan een minister voor financiën (vergelijkbaar met de Chief Financial Officer binnen commerciële bedrijven) en een minister van Digitale Zaken (vergelijkbaar met de Chief Information Officer).

4. Neem digitalisering al mee in het wetgevingstraject. Nieuwe wetgeving laten we in Nederland toetsen voor de Raad van State, en mogelijk in de toekomst door een constitutioneel hof. Bij de toetsing door de Raad van State zien we nu al vaak de waarschuwing terugkomen dat wetgeving ingewikkeld is en de uitvoerbaarheid nog ingewikkelder is. De eerste stap zou zijn deze signalen nog serieuzer te nemen. Een tweede stap is om wetgeving, en daarmee de uitvoerbaarheid op het gebied van digitalisering, onafhankelijk te laten toetsen (bijvoorbeeld door een Rijksbouwmeester voor ICT-projecten, zie volgende aanbeveling).

5. Creëer een rijksbouwmeester, ofwel een ‘onafhankelijke architect’, voor ICT-projecten. De Rijksbouwmeester is als (onafhankelijke) architect de schakel tussen gebouweigenaren en bewoners, oftewel tussen de vraag naar functionaliteit en de aanbieder van functionaliteit. In deze analogie wil ik de rol van de onafhankelijk digitaal architect positioneren. De onafhankelijke architect kan de behoeften en mogelijkheden bij elkaar brengen en tijdens de uitvoering continu de kwaliteit van de oplossing blijven bewaken. In dat kader zou een verankering van deze rol, en daarmee een beschermde status, een belangrijke zijn om de kwaliteit van IT-projecten binnen de overheid te borgen.

Conclusie

Als bovenstaande problemen niet worden opgelost dan is een minister voor Digitale Zaken niet altijd de oplossing. Zeker niet wanneer deze minister alleen maar een slot op de deur is door goedkeuringen te geven. Daarbij zie ik meer in de hierboven geschetste oplossingen door ervoor te zorgen dat bestuurders meer kennis krijgen over digitalisering, de ICT-experts meer serieus te nemen, de ministeriele verantwoordelijkheid voor waarde stromen te beleggen en de rijksbouwmeester voor ICT-projecten, ofwel de onafhankelijk architect, te benoemen.

Een alternatief voor de benoeming van een minister die gaat over digitale zaken zou ook nog kunnen zijn om een de minister van Binnenlandse Zaken, waar nu de coördinerende rol ligt, anders te positioneren en deze minister doorzettingsmacht te geven. Dan is er toch een minister die dit tot zijn/haar takenpakket rekent. Bijkomende voordeel(tje) is dat er geen extra minister nodig is, maar er wel een minister in de Trêveszaal aanwezig is die betrokken is en knopen kan doorhakken als dat nodig is.

Als we er dan toch voor kiezen om een minister rondom digitale zaken te positioneren dan adviseer ik om een minister ‘van’ Digitale Zaken te positioneren, daarmee is het onderwerp echt chefsache. Met deze positionering komt ook de doorzettingsmacht die nodig is om ICT-projecten de goede richting in te sturen.

Gerelateerde Inzichten

divider